Windesheim
Een ‘corrigerende’ ervaring met Windesheim…. Oktober 2005
Ik haal mijn zoon van de trein. Hij is moe
en heeft me gebeld of ik hem wil ophalen. De opleiding (1e jaar ALO
Windesheim) valt hem zwaar. Heel zwaar. Het is hem aan te zien als ik het
portier van de auto voor hem open. Ik probeer, moederseigen waarschijnlijk,
zijn stemming te negeren en vrolijk te praten over wat we thuis gaan eten (hij
woont nog net niet op kamers) maar mijd om naar school te vragen. Het ‘val me
niet lastig met vragen over school’ straalt helemaal van hem af. Na het eten waarbij de zwijgzaamheid aan
tafel opvallend was, spurt hij naar de zolder en we zien hem de hele avond
verder niet.
De volgende dag blijkt dat hij niet naar
school is. Als ik op de zolderdeur bonk komen er gesmoorde kreten (of zijn het
vloeken?) van boven. Ik weet genoeg: het gaat niet goed met hem. Ik durf er
vergif op in te nemen dat dit te maken heeft met school. Eerder had hij zich al
mopperend uitgelaten over de vroege aanvangstijden van de lessen, de
hoeveelheid boeken (‘bij het CIOS hadden we bijna geen boeken’) en over de
samenstelling van de klas: ‘allemaal boeren’. Deze laatste uitspraak is niet zo gek voor
een 18 jarige: als je die leeftijd bereikt wil je vooral dat al je vrienden op
je lijken, hetzelfde gekleed gaan en ook nog hetzelfde praten als jij doet.
Kortom: je wilt geaccepteerd worden in de peergroup.
Gedurende de ochtend hoor ik hem heel lang
douchen en bij de lunch komt hij naar beneden. Het huilen staat hem nader dan het lachen,
een ontroerend gezicht bij zo’n stoere jongen. Zwijgend zet ik een bord met brood en
gebakken eieren voor hem neer en wanneer hij die verorberd heeft, gaat hij
eindelijk praten. ‘Ik ga niet meer. Ik heb er met de docent
over gepraat. Ik hoor niet thuis op Windesheim. Ik hoor er niet bij. Ik wil
naar Amsterdam’.
In die 5 ik-sturende zinnen ligt veel
verdriet, maar ook veel nadenken en een stevige beslissing. En zo gebeurt het: Adieu ALO Windesheim,
hello ALO Amsterdam. Zijn plezier in leren komt terug, hij studeert 4 jaar
later met zwier af en heeft inmiddels zowel een aanstelling als docent als een
eigen snow sport reisbedrijfje.
November 2005
Ik loop van de trein in Zwolle naar
Windesheim en moet denken aan mijn zoon. Hoe eenzaam heeft hij zich op deze
zelfde route gevoeld? Liep hij steeds alleen? Hoorde hij er echt niet bij? Was
hij dan zo anders? Nam de groep hem echt niet op? Ik word er een beetje
verdrietig van….hij heeft er lang mee geworsteld voor hij de knoop durfde door
te hakken.
Waarom ik hier nu loop: vol goede moed heb
ik mij opgegeven voor de opleiding tot leersupervisor in Windesheim. Verheug me er enorm op….hoe zal
het mij vergaan? Hoe is mijn groep? Zal ik erbij gaan horen? Welke docenten
treft ik straks aan? Het gaat allemaal door mij heen wanneer ik de anoniem
aandoende gebouwen doorloop op zoek naar mijn lokaal…...wat een doolhof….! Je kunt hier volledig de weg kwijt raken….
Voorjaar 2006
Ik ben ‘geslaagd’! De eerste fase (de
theoriedagen) van de opleiding tot leersupervisor zit er op. Een stap verder in mijn ontwikkeling in het
land dat Supervisie heet.
Mijn ervaringen: een leuke groep collega’s
van wie ik stuk voor stuk heel verschillende dingen heb geleerd. Bea en Feike,
de docenten, heb ik ervaren als twee zeer ervaren en kundige mensen met veel
liefde voor hun vak. Met name de manier waarop ze met de groep omgingen en ter
plekke het leermateriaal met ons creëerden is mij heel goed bevallen.
Teruglopend naar de trein denk ik weer aan
mijn zoon: vanavond ga ik hem een andere Windesheim ervaring vertellen en dat
voelt héél goed.
Gerian september 2014